Kikkers en padden beleven naast gruwelijke, ook leuke avonturen. Tenminste, in de boeken van Arnold Lobel.
Zo is er een verhaal waarin Kikker aan Pad vertelt hoe hij als klein kikkertje op zoek gaat naar de lente. ‘Zoon,’ zo vertelde zijn vader hem, ‘vandaag is het koud en grauw. Maar de lente staat te wachten om de hoek.’ Overal kijkt Kikker. Hij wil de lente tegenkomen. Hoopvol gaat hij iedere hoek die hij tegenkomt om. Helaas ziet hij nergens de lente. Wanneer hij thuiskomt, loopt hij naar zijn ouders die achter het huis bezig zijn. Hij gaat de hoek om. En ziet de zon schijnen, hoort de vogels fluiten en er bloeien bloemen in de tuin.
Ook hier, zelfs al doet het weer nog zo herfstig aan, staat de lente om de hoek te wachten. In het bos krijgen de larixen hun naalden weer. Frisgroen en nog zacht barsten ze uit de knoppen.
