Vanochtend was het sprookjesachtig mooi in het bos. De sneeuw kriebelde op mijn neus en bleef op de vacht van de hond liggen. Hij schudde het zo nu en dan van zich af. De bomen hadden allemaal een laagje sneeuw aan dezelfde kant.
Ik hoorde een specht kloppen. Na even zoeken vond ik hem: hij hing aan de onderkant van de tak en probeerde al tikkend insecten te pakken te krijgen. Zijn geklop veroorzaakte een flinke sneeuwbui.
Een paar tellen later stond ik oog in oog met drie reeën. Ze staken donker af tegen de witte wereld. Het was vreemd te merken hoe we allevier als versteend naar elkaar stonden te staren. De hond keek net de andere kant op. Ik hield zijn lijn goed vast.
Het drietal besloot het zekere voor het onzekere te nemen en verdween in het dichtbegroeide stuk bos.
Later zag ik een grote buizerd wegvliegen. Zijn vleugelslag klonk luid en zwaar in het verder zo stille bos.