Op zo’n triestige dag als gisteren ga je natuurlijk geen tortilla’s eten. Veel te vrolijk. Ook geen boterhammen. Te koud, te simpel. Een soep had goed gekund, ouderwetse Hollandse stamppot kon ook prima. Ik koos voor iets dat we hier allemaal lekker vinden. Iets verwarmends voor na de begrafenis, buiten onder de eik. Risotto. Riso cotto, gekookte rijst.
In sommige landen spreken ze van ‘comfort food’. Eten dat troost, verwarmd. Je hoeft er niet heel erg bij na te denken. Je lepelt of ‘vorkt’ -zo je wilt- het gewoon naar binnen en het geeft meteen een verzadigd gevoel. Precies wat we nodig hadden.
In Italië hebben we gezien dat ze risotto als primo piatto eten. De eerste gang dus. Na die eerste gang komt de secundo, meestal een flink stuk vlees of vis. Ook pasta wordt daar als eerste gang gegeten. Niet voor te stellen in Nederland, waar flinke hoeveelheden macaroni als hoofdgerecht weggewerkt worden.
Nu zou je denken dat die Italianen een kleine portie risotto verorberden. Er komt tenslotte nog een gerecht na. Niet dus. We zagen in dat restaurant hoe een flink soepbord vol rijst met smaak werd leeggegeten om daarna zonder aarzeling door te gaan met de secundo. Ik heb het vol verbazing aan zitten kijken en vroeg me bij het zien van al die slanke, kleine heren en dames toch af: zouden ze dit iedere dag doen?