Het is lente. Na de weken met platgereden padden is het nu tijd voor de platgereden vogels.
Ze zijn druk. Als je rondrijdt zie je ze driftig rondscharrelen in de bermen. Eten moeten we hebben! Eten voor het kroost! Ze kijken niet uit en voor je het weet ligt er weer zo’n zielig hoopje veren op het wegdek.
Ze zitten ook onder onze dakpannen. In onze slaapkamer is er een nest bij ons hoofdeind, eentje vlak bij de deur en één bij het raam rechts. Je hoort precies wanneer het gescharrel in de berm iets opgeleverd heeft. Het gepiep is allerheftigst. Ik heb honger! Nee, ik wil die worm! Ikke!! Het sterft langzaam weg tot pa of ma weer terugkomt met iets nieuws.
En ’s nachts? ’s Nachts is het een zoet ‘oogjes dicht en snaveltjes toe’.
Dacht ik.
Niet dus! Ook jonge vogeltjes zonder veertjes houden hun ouders wakker. Ik kan niet slapen! Het nest prikt! Het is zo donker! Geen heftig gepiep maar zeurderige, klaaglijke geluidjes. De hele nacht door.
Altijd heb ik gedacht dat vogels onder auto’s terecht kwamen omdat ze gewoon druk waren met het zoeken naar eten. Nu weet ik beter. Ze hebben slaaptekort. Net als elke andere jonge ouder.