Lach

Mijn pet moest ik de hele tijd op mijn hoofd drukken. De wind had hem anders genadeloos weggeblazen.
Ik liep schuin tegen de wind in. De stukken spijkerbroek die onder mijn jas en boven mijn laarzen uitstaken, raakten binnen mum van tijd doorweekt.
De bovenlippen van de hond werden naar zijn oren geblazen toen hij zijn kop naar mij ophief.
We gingen naar huis terug.
Ik schrok op. Met een ongelooflijke snelheid spurtte een fietser langs me heen. Hij was jong. Uit zijn oren staken de snoertjes van iets digitaals. Zijn gezicht was kletsnat. Een brede lach verdeelde het in tweeën.
Ineens rijd ik weer op de Zuidbuurt. Ik heb er een lange dag op zitten. De schemering is ingevallen. Het regent. Ik moet nog 15 kilometer fietsen. Mijn agenda is bomvol.
Het maakt niet uit. Ik heb mijn walkman op.
En storm mee!

Dit delen: Share on FacebookTweet about this on TwitterShare on Google+Email this to someone