Nat

Vandaag, 8 januari, ontving ik een nieuwjaarskaartje van iemand. Ik heb hem bij de andere kaarten neergezet. En zoals elk jaar vraag ik me af: hoe lang ‘mag’ je die dingen binnen zicht houden? Niet dat ik me iets van regels aan zou trekken… Meestal haal ik ze zo tegen de tijd dat ik jarig ga worden -begin februari- eindelijk een keer van de muur. Dan ben ik ze ook zat.
Gisteren reed ik door de nieuwbouw hier in de buurt. Op de stoep stonden overal dozen om opgehaald te worden door ‘het oud papier’. (Papier, oud of nieuw, haalt niks op, maar goed)
Ik glimlachte in mezelf om de vele kerstpakket-dozen die er stonden. Twee weken terug nog verwachtingsvol in huis gehaald, nu reeds afgedankt.
Het miezerde.
Ik zag dat er een doos omgevallen was. De inhoud werd door de wind over de verkeersdrempels geblazen.
Het waren kerstkaarten.
Een plaatsvervangende schaamte maakte zich van me meester. Al die kaarten, zorgvuldig geschreven, in enveloppen gestopt, op de bus gedaan, gelezen, opgehangen aan een rood lint, zwierven daar over het asfalt en in de bosjes. Open en bloot, zichtbaar voor iedereen. Leesbaar voor iedereen. Kwetsbaar voor de regendruppels die vielen.
Blijkbaar was iemand ze op 7 januari al zat.

Dit delen: Share on FacebookTweet about this on TwitterShare on Google+Email this to someone