Gak

Al een paar weken hoor ik ze weer. Ganzen. Ook al zijn ze nog kilometers ver uit het zicht, ik veer op bij het kleinste gakje. Zeker de eerste keer in het najaar dat ik ganzen hoor, moet ik ze zien. Het maakt niet uit waar ik op dat moment mee bezig ben, ik storm naar buiten en kijk naar de lucht.

Waar komen dat geluid vandaan? Ik zoek en spied net zolang rond tot ik de ganzen zie.

De langgerekte V-formatie waarin ze vliegen maakt me altijd blij. En iedere keer vraag ik me af: waarom?

Is het omdat het een teken is van de aankomende winter? Komt het door dat gebroederlijke samenvliegen? Wil ik stiekem ook een gans zijn?

Ik heb weleens gedacht dat ik ganzen bijzonder vind omdat ze ieder jaar terug komen. Weer of geen weer, de ganzen vliegen naar ons land. Het maakt niet uit wat voor een dingen er in Nederland gebeurd zijn, ze blijven komen.

Uit het verre noorden vliegen ze naar gebieden waar ze kunnen fourageren. Drassige weilanden, uiterwaarden. Ganzen en voedsel in overvloed.

Boeren klagen er soms over. ‘Ze vreten onze grond kapot.’ Ongetwijfeld, ze zullen een plaag zijn.

Met z’n allen.

In de lucht zie ik ze graag met z’n allen. Soms vliegen er een paar naast de V of een enkele keer vliegt er een gans alleen achter de meute aan. Een eigenwijsje of een uitgeputte…

De V-slierten kunnen me niet lang genoeg zijn.

Een vleugelslag achter elkaar aanvliegen. Gakken naar de voorste. Of giebelen naar degene aan de andere kant van de V.

In een documentaire hoorde ik ooit dat bij zwermen vogels er heus weleens een vleugel of een staart geraakt wordt. Net als elkaar passerende mensen in een winkelstraat.

‘Pardon.’

‘Gak.’

Dit delen: Share on FacebookTweet about this on TwitterShare on Google+Email this to someone